Broek op Langendijk, eind jaren zestig. Door familieomstandigheden moesten mijn broertje en ik een paar weken logeren bij ‘oom’ Jan en ‘tante’ Atie. Van ruilverkaveling was wel sprake, maar er gebeurde nog niets. Het huis aan de Dorpsstraat grensde aan het water. Oom Jan ging met de schuit naar het land om kool te halen en vandaaruit maar de Broeker veiling. In mijn herinnering stond de tijd stil in die periode. Aan warme dagen in het zwembad kwam geen einde; ik keek mijn ogen uit in de enige huishoudartikelenwinkel van het dorp. Ze hadden daar zúlke mooie kop en schotels: heel sierlijk en met een gouden randje. Bovendien waren ze prachtig beschilderd: Voor Oma, stond erop, of: Voor Moeder. Als ik ooit rijk zou worden, zou ik daar een heel servies van kopen, nam ik me voor. Want dat je daar veel geld voor nodig had, stond vast.
Later, toen alles weer gewoon was bij ons thuis, mocht ik af en toe een weekje komen. Maar toen waren de jaren zeventig al in volle gang en de verkaveling was voltooid. Oom Jan en tante Atie hadden inmiddels een semibungalow ver buiten het dorp met al hun land rondom. Ik pelde een beetje bollen en lummelde rond. De dagen in het zwembad waren nog steeds eindeloos en ik ben zelfs met een van de jongens naar de film geweest. Voor het eerst, dus die Tiroler verschrikking is me nog lang bijgebleven als de beste artistieke uiting ooit gemaakt.
Door de jaren heen ben ik er altijd blijven komen en ook eind december 2002 toog ik er met mijn gezinnetje heen voor oom Jans verjaardag. In plaats van rechtstreeks, gingen we door het dorp. En ik werd in een klap volwassen; er is niets over van die romantische idylle die in mijn hoofd had postgevat. Water? Waar? De kerk is ingebouwd door nieuwbouw en ook de omgeving heeft haar weidsheid opgeofferd aan huizen en industrieterreinen.
Oom Jan heeft zijn grond verkocht aan een projectontwikkelaar; over twee jaar is de overdracht. Onder de koffie met gebak vertelde hij verheugd dat er pas echt gebouwd gaat worden in 2015 en dat hij en Atie dus nog tien jaar mogen genieten van hun uitgestrekte uitzicht. Daarna gaan ze naar het bejaardentehuis. ‘Er moet wel een danszaal zijn!’, want dat is hun lust en hun leven.
Ik slikte… natuurlijk hoop ik dat ze alle plannen in gezondheid en geluk kunnen verwezenlijken en dat ze dansend honderd worden. Maar waar is mijn jeugd? Waar is het dorp gebleven? Oei, groot worden is soms helemaal niet leuk. Op weg naar huis wist ik opeens de complete tekst van Het dorp, van Wim Sonneveld; ik zong het zachtjes voor me heen.