Meestal is interviewen leuk, maar soms… met het zweet in mijn handen probeer ik het opnameapparaat aan de gang te krijgen. De man tegenover mij martelt ondertussen mijn visitekaartje en straalt ongeduld uit. Dat helpt niet. Na vijf minuten in het wilde weg wat willekeurige knopjes ingeduwd te hebben, komt er leven in het ding. Daarna een halfuur duwen en trekken om het gesprek op gang te krijgen. Ik word steeds onzekerder; mijn gesprekspartner heeft er duidelijk geen vertrouwen in dat dit ooit wat kan worden. Ik weet zeker dat ik mijn telefoon hebt uitgezet. Toch gaat ‘ie over: ‘Mama, telefoon!!!’ Natuurlijk ligt hij onderin mijn tas, dus het zinnetje schalt wel vijf keer door de ruimte. Mijn schaapachtige excuus maakt het er niet beter op. IJzige stilte… Ik raak het nachtmerrieachtige gevoel niet kwijt bij de uitwerking en nu wacht ik met samengeknepen billen op een akkoord. Wat erg! Ik droom niet, dus ik hoef mezelf niet te knijpen. Ik moet gewoon afwachten en hopen dat het goed komt.